dinsdag 10 november 2015

Warenar -P.C Hooft

Zakelijke gegevens:

Auteur:                 P.C Hooft
Uitgegeven:         1617
Pagina's:              122
Genre:                 Blijspel, toneelstuk
Onderwerpen:     Satire

Auteur:

P.C. Hooft was een veelzijdig schrijver: hij heeft onder andere een grote beschrijving van de Nederlandse geschiedenis geschreven geïnspireerd door de Romeinse historieschrijver Tacitus (de Nederlandse Historiën), maar ook enkele toneelstukken, een groot aantal gedichten en een overweldigende hoeveelheid brieven.
Daarnaast was hij politicus en ook een belangrijk organisator in het literaire leven.

(Bron: http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/hooft/)

Recensies:

http://www.volkskrant.nl/archief/liefde-en-een-pot-met-geld~a638468/
http://www.nrcboeken.nl/%20recensie/de-paranoia-van-een-schraapzuchtige-zot

Samenvatting:

http://www.scholieren.com/boekverslag/43414

Mijn mening:

Het was een leuk boek. Het is in de vorm van een toneelstuk geschreven, dat las moeilijker. Moeilijk oud nederlands, maar gelukkig herschreven in normaal nederlands.

dinsdag 3 november 2015

Karakter -F. Bordewijk

Zakelijke gegevens:

Auteur:              F. Bordewijk
Uitgegeven:       1938
Pagina's:             248
Genre:               Psychologische roman
Onderwerpen:    Beroepsproblemen

Auteur:

Ferdinand Johan Wilhelm Christiaan Karel Emiel Bordewijk, zoals hij voluit heet, is een unieke verschijning in de Nederlandse literatuur. Dit komt vooral door zijn opvallende manier van schrijven, die met de stroming ‘Nieuwe zakelijkheid’ in verband kan worden gebracht. Hoewel Bordewijk veel verschillende romans, verhalen en essays heeft geschreven, zijn slechts een paar van zijn romans en verhalenbundels bekend bij het grote publiek. Hij viel de critici voor het eerst op bij het verschijnen van de novelle Blokken in 1931. Deze verscheen later in herdruk, samen met de novellen Bint en Knorrende beesten. Dit drieluik vormt samen met de verhalenbundels Fantastische vertellingen en De wingerdrank, en de romans Karakter en Rood paleis het bekendste deel van zijn oeuvre.

(Bron: http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/20ste/auteurs/lg20023.html)

Recensies:

http://www.leestafel.info/f-bordewijk

http://www.dbnl.org/tekst/_lit003199401_01/_lit003199401_01_0055.php

Mening:

Ik vond dit boek een erg interessant boek om te lezen omdat dit boek hele interessant personages bevat. Het was makkelijk te lezen, hierdoor heb ik het boek snel uit kunnen lezen. Het boek bevat wel verouderd taalgebruik, maar het past bij de tijdsvak.




dinsdag 20 oktober 2015

Camera Obscura -Nicolaas beets


Zakelijke gegevens:

Auteur:           Nicolaas Beets
Uitgegeven:   1839
Pagina's:        448
Genre:           Kort verhaal
Stroming:       Romantiek


Auteur:

Nicolaas Beets werd geboren in 1814 te Haarlem als zoon van een apotheker. Zijn literaire roem berust voornamelijk op zijn studentenjaren, maar ook vóór die tijd was hij al veel met literatuur bezig. Op de Franse school, die hij van tien- tot dertienjarige leeftijd bezocht, leerde hij – enigszins uitzonderlijk – ook Engels. Daardoor kon hij beroemde Engelse auteurs uit die tijd in hun eigen taal lezen. Bovendien was hij bevriend met de Engelse jongen John Lockhart, die in 1820 met zijn familie in Haarlem was komen wonen. Via John werd hij een enthousiaste lezer van Walter Scott, George Byron en Laurence Sterne (vooral A Sentimental Journey). Tijdens zijn Haarlemse jeugd was hij ook al een groot fan van Willem Bilderdijk, de excentrieke oude dichter die in deze stad zijn laatste jaren sleet. De piepjonge Nicolaas schreef ook zelf gedichten en beschouwingen. Er werd zelfs een vers van hem gepubliceerd in de prestigieuze Muzen-almanak.
 
(Bron: http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/19de/auteurs/lg19017.html)

Recensies:

http://www.volkskrant.nl/recensies/camera-obscura~a535636/

http://www.dreambition.nl/index.php/en/dreams-and-ambition/education/highschool/dutch-literature-reviews/190-recensie-hildebrand-camera-obscura.html

Mijn mening:

Dit boek is leuk en soms ook grappig. Het thema is erg realistisch en daar hou ik van. Hildebrand is een erg grappig personage waar je van kan genieten. Ik zou dit boek zeker aanraden!

donderdag 8 oktober 2015

Max Havelaar -Multatuli

Zakelijke gegevens:

Auteur:            Multatuli
Uitgegeven:    1860
Pagina's:         328
Genre:             Geschiedenis

Auteur:

Eduard Douwes Dekker (Amsterdam, 2 maart 1820 – Ingelheim am Rhein, 19 februari 1887) was een Nederlandse schrijver die bekend is geworden onder het pseudoniem Multatuli.Hij kreeg in 1838 een baan als ambtenaar in Nederlands-Indië (het tegenwoordige Indonesië), waar hij de vele wantoestanden zag onder verantwoordelijkheid van het Nederlandse koloniale bewind. Zijn bekendste werk is de kaderroman Max Havelaar, waarin hij - op basis van zijn eigen ervaringen - de behandeling van de plaatselijke bevolking door Nederlandse en Nederlands-Indische bestuurders aan de kaak stelde. In dit boek koos Dekker het pseudoniem MultatuliLatijn voor 'ik heb veel (leed) gedragen' (=multa tuli).
(bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Eduard_Douwes_Dekker)

Recensies:

http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/19de/tekst/lg19051.html
http://recensieweb.nl/recensie/een-subliem-protest/

Mijn mening:

Dit is een erg spannend en (voor een groot deel) realistisch boek. Soms ingewikkeld omdat er drie ik-perspectieven zijn, hierdoor kun je in de war raken.

dinsdag 26 mei 2015

De engelenmaker - Stefan brijs


Zakelijke informatie

Auteur:          Stefan Brijs
Uitgegeven: 2005
Pagina's:          428
Oorspronkelijke taal: Nederlands
Genre:          psychologische roman
Onderwerpen:          Godsdienst, Zin van het bestaan



Auteur


Stefan Brijs werd geboren op 29 december 1969 in Genk (Belgisch-Limburg), waar hij ook jarenlang woonde en naar school ging. In 1990 studeerde hij af als onderwijzer en begon als opvoeder aan zijn vroegere middelbare school te werken. Van 1994 tot 1997 woonde hij in Zonhoven, daarna vestigde hij zich opnieuw in Genk.
Sinds 1999 schrijft Stefan Brijs voltijds – hij had op dat ogenblik drie boeken gepubliceerd en verscheidene essays en recensies geschreven voor de boekenbijlagen van De Morgen en De Standaard. In 2003 verhuisde hij naar het platteland van Koningshooikt, niet ver van het stadje Lier in de provincie Antwerpen. Tien jaar later verruilde hij België voor het diepe zuiden van Spanje.


Recensies


God heeft het nakijken

Arjen Fortuin

Wat gebeurt er met een kleine katholieke dorpsgemeenschap als er zich een man vestigt met een hazenlip, vuurrood haar en een rode baard? Dan klimt de pastoor op de kansel: `Weest gewaarschuwd, want de grote draak is geworpen, de oude slang, die Duivel en Satan heet, en de ganse wereld verleidt! Hij is, zeg ik u, hij is geworpen op de aarde, en zijn engelen zijn met hem geworpen.'
Nu is er inderdaad reden tot wantrouwen bij de inwoners van Wolfsheim, het Belgische plaatsje in de buurt van het drielandenpunt waar Stefan Brijs zijn nieuwe roman De engelenmaker situeert. Want de zo duivels aandoende man is dokter Victor Hoppe, twintig jaar weggeweest, maar afkomstig uit het dorp zelf. Men fluistert: `Hij is opgegroeid in een gekkenhuis.' En: `Dat had hij van zijn moeder. Die is aan waanzin gestorven.' Of: `Naar het schijnt heeft zijn vader zich... je weet wel... aan de boom naast zijn huis.'
En het heden maakt de dorpelingen nog nieuwsgieriger. Want `Herr Doktor' vestigt zich in het oude huis van zijn familie met zijn kinderen: drie identieke jongens van een paar maanden oud. Maar waar is de moeder? `Die hebben ze nooit gehad' verklaart de dokter als hij, bijna een jaar na zijn aankomst, voor het eerst het dorpscafé bezoekt. Het is ook de gelegenheid waarbij de drie kinderen voor het eerst het huis verlaten; ze blijken een abnormaal groot hoofd te hebben, een hazenlip als hun vader en ze dragen de namen van engelen: Michaël, Gabriël en Rafaël. En zoals het gaat in een dorp, nadat de vreemdeling zich eenmaal in het café heeft gemeld, wordt hij geaccepteerd. Angst slaat om in gefascineerde bewondering.
De dokter opent zijn praktijk, waar de deur wordt platgelopen door dorpelingen die hopen een glimp van de drieling op te vangen. Hij vraagt Charlotte Maenhout, een gepensioneerde onderwijzeres, om op zijn kinderen te passen en later om ze les te geven. Frau Maenhout probeert de dokter te verleiden de kinderen vaker naar buiten te laten gaan, met sporadisch succes. Ze ontdekt al snel dat de kinderen méér mankeert dan een hazenlip: ze zijn doodziek. Bovendien worden ze door hun vader met grote regelmaat aan mysterieuze onderzoeken onderworpen.
In het eerste deel lijkt De engelenmaker een klassiek voorbeeld van een dorpsroman te zijn: een boek dat draait om de verhouding tussen dorp en dokter, met het lot van drie lieve peuters als element dat de boog gespannen houdt. Al op de eerste pagina's zet Brijs je stevig in het leven van Wolfsheim, in het gepraat en geroddel, in de kleine ongemakken en kwinkslagen, de voetballende jongens op het plein en de grote verhalen op de achtergrond. De engelenmaker ademt een Vlaamse sfeer, al lijkt Brijs even allergisch voor dialectinvloeden te zijn als ooit Willem Elsschot: zijn taal is algemeen, beschaafd en Nederlands. En efficiënt: hij schrijft geen zinnen waarvan je in katzwijm valt, maar hij voert je zonder hobbels en pathos door het verhaal.
Als de status quo in het doktershuis na vier jaar met een klap wordt doorbroken, verlegt Brijs zijn aandacht naar de eerste veertig levensjaren van Victor Hoppe. Dan ontstaat een heel andere roman. Hoppe blijkt niet alleen opgegroeid in een gekkenhuis (nu, ja een liefdeloze kloosterafdeling), maar daar opgesloten te zijn geweest omdat zijn moeder hem voor een duivelsjong hield. Hij was een briljant embryoloog, die met zijn motto `soms is wat onmogelijk lijkt, alleen maar moeilijk' grote resultaten boekte, maar die zich niet kon aanpassen aan de wetenschappelijke mores. Hij is een genie met een vorm van wereldvreemdheid dat tegenwoordig het etiket Asperger draagt, een man die zijn zwart-witdenken overal op projecteert tot aan de interne verhoudingen binnen de Heilige Drievuldigheid toe: `Jezus is goed, God is slecht.' De collega die hem complimenteert met de woorden `U heeft God het nakijken gegeven' realiseert zich pas jaren later wat hij daarmee in gang heeft gezet.
De engelenmaker blijkt dan een roman die breder is dan je aanvankelijk denkt. En die nog veel beter is. Als je op pagina 420 aan het einde van Brijs' krachttoer bent beland, realiseer je je pas goed hoe veel deze roman overhoop heeft gehaald. Victor Hoppe blijkt niet zozeer een onderzoeker te zijn, maar vooral een proefpersoon in de grootse literaire proefopstelling van Brijs. Daarbij gaat het de schrijver deels om zaken die in zijn eerdere boeken (zoals Arend) aan de orde kwamen, zoals de gevolgen van mismaaktheid en de afwijzing door een moeder. Hij voegt daar een aantal kwesties over opvoeding en schuldgevoel aan toe, maar uiteindelijk stuit hij op twee grote tegenstellingen: die tussen goed en kwaad en die tussen gek en normaal.
Voor Victor Hoppe liggen die grenzen helder. Hij is mishandeld in naam van de Heer, dus die zal het kwaad wel zijn. Zijn rechtlijnigheid maakt hem een succesvol onderzoeker, maar ook volslagen meedogenloos. Geen enkele stap die hij zet komt voort uit kwade wil, maar toch komt de moraal onherroepelijk tussen de wielen. Dat heeft te maken met een groot vermogen tot abstrahering en een groot gebrek aan empathisch vermogen.
Die combinatie is al vaker beschreven, maar het bijzondere is hoe Brijs die morele kwestie verbindt met een eigenlijk pijnlijk eenvoudige vraag: kun je gek worden zonder irrationeel te worden. Want ook zonder de details van de plot uit de doeken te doen kun je veilig stellen dat Hoppe aan het eind van de roman knettergek is geworden. Maar als je terugleest en terugdenkt aan hoe dat nu zo gekomen is, moet je constateren dat Hoppes gekte weliswaar een religieuze component heeft, maar dat zijn gedachten en daden verder nergens irrationeel zijn. Dat maakt zijn ontsporing uitgesproken aangrijpend. Je eindigt met een gevoel van diepe sympathie voor een man die je menselijkerwijs zou moeten classificeren als een gevaarlijke gek. En dat is het moment waarop je je realiseert hoe veel De engelenmaker op losse schroeven zet. Zoals je wel weet dat er een middenweg zou moeten zijn tussen het aartsconservatisme van de paters in het boek en het huiveringwekkende positivisme van de onderzoeker Hoppe.
De lezer staat niet alleen in zijn gevoel van sympathie voor de hoofdpersoon. Want in de slotscènes van De engelenmaker heeft niet alleen dokter Hoppe voor zichzelf een bestemming gevonden, maar is hij er ook voor het eerst in geslaagd door te dringen tot de harten van zijn dorpsgenoten. Want zijn hele leven is zijn grote angst en frustratie geweest dat hij niet werd geloofd: niet door zijn ouders, die hem voor bezeten hielden, niet door de nonnen die dachten dat hij debiel was, niet door zijn collega's die hem voor een oplichter hielden en niet door Frau Maenhout, die twijfelde aan zijn goede wil. Uiteindelijk komt het geloof uit de hoek waar hij het het minst verwachtte, van de goeddeels irrationele en wispelturige dorpsgemeenschap. Die sluit de man die enkele jaren eerder nog voor de duivel werd gehouden, met liefde in de armen.
Dat die dorpelingen dat op volslagen verkeerde gronden doen, dient alleen nog maar om de rijkdom van Brijs' geweldige roman te benadrukken.


Strijden met God


door Jurriaan Vegter, 22 mei 2006

Al sinds mensenheugenis wordt er geschreven over het scheppen van leven. Met De engelenmaker plaatst de Vlaming Stefan Brijs (1969) zich nu ook in deze traditie. Evenals in zijn vorige roman Arend (2000) toont Brijs in deze lijvige vertelling een fascinatie voor mismaakte en uitgestoten personages.
De engelenmaker valt te omschrijven als een geraffineerd gecomponeerde thriller. De roman speelt in het dorpje Wolfheim, in het Duitstalig deel van België, vlak bij het drielandenpunt. Het is een klein dorpje met een hechte gemeenschap die erg gelovig en vooral ook bijgelovig is. Vanaf de eerste bladzijde wordt de rust hier al verstoord als dokter Victor Hoppe in het dorp arriveert. Hoppe is jaren geleden vertrokken uit Wolfheim om te gaan studeren. De oudere bewoners kunnen zich hem nog goed herinneren, en wekken de indruk gemengde gevoelens over hem te koesteren.
Belangrijker is echter de drieling die de dokter heeft meegebracht naar het dorp en die net als hijzelf alledrie een hazenlip hebben. Het griezelige uiterlijk van de drie jongetjes en de namen die ze dragen, Rafaël, Gabriël en Michaël, jagen de gelovige dorpelingen angst aan. De kinderen lijken ook geen moeder te hebben, en dit alles leidt tot veel speculaties en geroddel. Want geroddeld wordt er aan één stuk door. Brijs kiest ervoor om te vertellen vanuit de perspectieven van verschillende bijgelovige dorpsbewoners. Zo ontstaat er een onbehagelijke spanning.
De dokter wordt na verloop van tijd geaccepteerd in Wolfheim en kan een praktijk gaan uitoefenen. Al snel moet hij dan een huishoudster aannemen om op de kinderen te passen en hen te onderwijzen. Op deze manier wordt de lezer langzaamaan een blik gegund op het leven van de drieling.
De kinderen blijken klonen van hun vader te zijn. Voor de dorpsbewoners, die hier nooit achter zullen komen waarschijnlijk een mogelijkheid waar ze geen rekening mee hadden gehouden, maar voor de lezer een nogal voorspelbare uitkomst. Ook hun vreemde uiterlijk hangt hiermee samen.. Een vreselijke anticlimax lijkt in de maak.
Uiteindelijk blijkt dat Brijs de lezer geruime tijd op het verkeerde been heeft gezet. Waar alle aandacht continu leek uit te gaan naar de kinderen van dokter Hoppe, komt het erop neer dat de roman in wezen om de dokter zelf draait. Brijs beschrijft de jeugd van Hoppe in een klooster, waar hij als debiel behandeld werd, en zijn studies in de embryologie. Hier komt het raffinement van het boek goed naar voren. Voor het eerst ook kan de lezer op sommige momenten de gedachten van Hoppe volgen die allemaal op één ding neerkomen: God is slecht. Dus gaat Hoppe de strijd aan met God, die hij lijkt te winnen (je noemt een romanpersonage niet voor niets Overwinnaar) als hij muizen en later mensen weet te klonen. 
De lezer raakt intussen langzaamaan bedolven onder een lawine van Christelijke symboliek. Deze symbolen vallen allemaal op hun plaats in een briljant en bizar einde waarna je pas echt de sterke opzet van het boek weet te waarderen.
In een roman die helemaal over klonen handelt is het verleidelijk uitgebreid te filosoferen over allerlei ethische vraagstukken. De personages in De engelenmaker maken dit helemaal aantrekkelijk doordat ze de tegenpolen van elkaar zijn; aan de ene kant de bijgelovige dorpsbewoners, aan de andere kant de mensen van de wetenschap. Gelukkig staat de geslotenheid van de dokter dit in de weg. Omdat hij zich tegen de dorpelingen nooit uitlaat over zijn werkwijze blijven ethische bezwaren achterwege. Sterker nog, er worden zelfs grappen over gemaakt.
De engelenmaker is geen boek voor filosofen of theologen. Wat voorop staat in de roman is de spanning, de leesbaarheid, de goede compositie, het boeiende portret van de geniale gek Victor Hoppe en het volslagen onbegrip dat hij oproept bij zowel dorpelingen als collega wetenschappers. Een boek dat je bijblijft en zeker een AKO-prijs-nominatie waard.


Mening


Ik vind dit een geweldig roman. Het is wel een dik roman maar alsnog heb ik hem erg snel uitgelezen omdat het zo interessant was, echt een pageturner! 


Er is veel symboliek in het romaan, het verwijst vooral naar de bijbel. Maar het is niet strikt noodzakelijk om de bijbel gelezen te hebben. Zonder dat weet je ook wat Stefan bedoelt. Ik vind het een heel spannend verhaal en daarom raad ik dit boek zeer aan!

maandag 25 mei 2015

BOEKVERSLAG


Ik kom terug -Adriaan van Dis.


Zakelijke informatie:


Titel:    Ik kom terug
Auteur:   Adriaan van Dis
Uitgeverij:   Uitgeverij Atlas Contact
Uitgegeven:   2014
Aantal pagina’s:  288
Oorspronkelijke taal: Nederlands
Genre:   Psychologische roman
Thema:   Tweede Wereldoorlog, de dood, geheimen

Auteur


Adriaan van Dis (1946) groeide op in Bergen, te midden van halfzussen en ouders met een Indische (oorlogs)geschiedenis. Hij debuteerde in 1983 met de novelle Nathan Sid, bekroond met het Gouden Ezelsoor. In de beginjaren negentig schreef hij een aantal reisromans, waaronder Het beloofde land en In Afrika. In 1994 verscheen de uiterst succesvolle roman Indische duinen, over een in Nederland geboren zoon van een Indische familie die wordt opgevoed in de sfeer van verzwegen leed. Dit boek werd bekroond met de Gouden Uil (1995) en de Trouw Publieksprijs en genomineerd voor de Libris-prijs, de AKO-prijs en de Aristeion-prijs. In 1999 kwam de roman Dubbelliefde uit, in 2000 gevolgd door de novelle Op oorlogspad in Japan. In september 2002 verscheen de roman-in-taferelen Familieziek, in 2004 schreef hij het boekenweekessay Onder het zink. Un abécédaire de Paris, begin januari 2007 verscheen de roman De wandelaar en eind november 2007 Leeftocht, een verzameling verhalen en reportages. In 2010 kwam zijn roman Tikkop uit, die genomineerd werd voor de Libris Literatuurprijs. Eind november 2011 publiceerde hij Stadsliefde, waarin de stad Parijs centraal staat. 6 november 2014 verscheen de roman Ik kom terug. De boeken van Adriaan van Dis zijn in vele talen vertaald.



Recensies


Boekrecensie: Adriaan van Dis - Ik kom terug

Gepubliceerd: 13 november 2014 10:37
Laatste update: 13 november 2014 10:37


In de twintigste eeuw konden oorlog en vrede een hemelhoge muur tussen twee generaties betekenen, getuige de nieuwe roman van Adriaan van Dis. 4,5 sterren

block|article.header end block|article.body start
Als Adriaan op jonge leeftijd zijn grootvader wil verblijden met het voordragen van een gedicht, kan hij op het nippertje een optater ontwijken. Opa blieft geen kleinzoon die gedichten voordraagt, en hij gromt tegen Adriaans moeder nog iets over dat rare zoontje van haar. 
Het is een veelzeggend beeld over het nest waar Van Dis uit voortkomt en dat hij beschrijft in deze prachtige roman/memoir/afrekening.
Dat nest is een stugge familie met landerijen in het zuiden des landes, waar een cultuur heerste van weinig praten en nog minder begrijpen. Weggeslikt zeer wordt oud zeer, wat gist onder het zwijgende oppervlak vertaalt zich in norse verbittering.
Rusthuis
De relatie met zijn moeder was slecht. Het eerste deel van de roman speelt zich af in het heden, als er inmiddels twee zussen van Adriaan zijn overleden en zijn moeder in een rusthuis zit. Ze is bokkig, afstandelijk en komt vaak harteloos over, zelfs over haar overleden dochters wil ze niet praten.
Gedane zaken nemen geen keer, van die dingen. Het zijn korte impressies, doorsneden met ervaringen uit zijn jeugd, en ze zijn soms zo wrang dat ze grappig worden. Slechts heel zelden is er een teder moment dat in een nanoseconde voorbij lijkt.
De moeder is een vrouw vol geheimen, die ze dreigt mee te nemen in haar graf, letterlijk verbeeld in een afgesloten kist waarvan ze de sleutel als een Cerberus om haar hals bewaakt. Terwijl de auteur juist openheid wil, want haar dood naakt.
Ze weet hoe ze hem moet bespelen met minieme brokjes informatie, zodat hij terugkomt voor meer (en dan amandelkrullen van de allerbeste bakker moet meenemen, met minder neemt ze geen genoegen). Van Dis steekt niet onder stoelen of banken dat zijn moeder boosaardige trekjes heeft, en een manipulatieve kant  in het bijzonder.
Zwiepende liniaal
Was die opa met zijn zwiepende liniaal al een duidelijke aanwijzing, na die moeizame bezoekjes gaat er toch een deksel open en komt het relaas van de moeder die haar man naar Indonesië volgde ("zij was over de kleurlijn getrouwd"). Tropenjaren van eenzaamheid, afzien, minzame blikken van twee kanten deze keer wegens het gemengde huwelijk.
Culminerend in een slopende detentie in een Jappenkamp, waar de trotse struise bezwijkt en door haar dochters wordt getroost ("een gebroken moeder, die ze voerden, verzorgden - lang niet zo dapper als ze zich zo graag voordeed"). Haar man wordt gemarteld en onthoofd.
Het werpt een ander licht op de vrouw die de auteur nu tot wanhoop drijft, en die zich eenmaal terug in Nederland jarenlang verliet in allerlei mystieke zweeftherapieën met parafernalia met magische krachten. Ook over dit onderwerp is Van Dis zo vaak zo geestig, met de humor die lucht geeft, voor auteur en lezer tegelijk.
Tumultueze oorlogen
Het verhaal van de auteur en zijn moeder is tevens het verhaal van twee generaties in de twintigste eeuw, met een abrupte omslag van tumultueuze oorlogen naar een omgeving van een dichtende kleinzoon, lang onbekend met doorstaan leed.
Van Dis schrijft in prachtzinnen die trefzeker verhelderen, ontroeren, bewondering wekken, minstens twee of drie per passage verdienen een lijstje.
"Dat is de ouderdom," zei ze sarcastisch, "je karakter slijt niet als je ouder wordt, het kookt in, de kern komt boven. We worden allemaal een bouillonblokje van onze eigen soep." Valt de appel hier niet ver van de boom of is het Van Dis' stilistische meesterschap die het haar zo laat zeggen? Hoe het ook zij, Ik kom terug is een absoluut juweel.





Soms was het een oprecht slecht mens
‘Jij een verhaal, ik een pil.’ Dat is de deal die wordt gesloten tussen Adriaan van Dis en zijn moeder. Van Dis wil de verhalen weten over vroeger: hoe zij was als meisje, wat er precies gebeurde in Nederlands-Indië en hij wil ook doorgronden waarom zij wegliep als zijn vader hem strafte. Bovendien wil hij weten wat er in die afgesloten kist zit die al vanaf zijn jeugd herbergt wat verborgen moet blijven. En zij wil gewoon dood.

Ik kom terug is een van de ‘moederboeken’ die de afgelopen tijd is verschenen. In het oeuvre van Van Dis is het – meer dan Nathan Sid, Indische duinen en Familieziek, de meer gefictionaliseerde autobiografische boeken – het eerste boek dat louter om de moeder draait en bovendien wordt het boek meer dan ooit als (auto)biografie gepresenteerd. ‘Eerlijk zijn,’ staat er in hoofdstuk 5 tot zes maal toe. ‘Eerlijk zijn. Nu.’
Dat de moeder, opgegroeid tussen de boeren aan de grens met België trouwt met een Indonesische man is al een schok voor iedereen. In Nederlands-Indië krijgt ze te maken met een merkwaardige vorm van racisme: als gemengd duo horen ze niet echt bij de blanke Nederlanders, maar de Indonesiërs zelf houden ook afstand. De Japanse bezetting zet een streep door alles. Zij wordt met haar dochters opgesloten in een Jappenkamp, haar man blijkt na de bezetting te zijn vermoord. Ze begint een nieuwe relatie met een man die de verschrikkingen van de oorlog ook heeft ondervonden en die net als haar eerste man Just heet. Hij wordt de vader van Adriaan.
In de eerder genoemde werken van Van Dis draait het vaak om de geïsoleerde positie die de naar Van Dis gemodelleerde hoofdfiguur innam in het gebroken gezin dat in Nederland was gerepatrieerd. De zoon die Nederlands-Indië niet meegemaakt had en als koekoeksjong tussen de anderen stond zonder dat hij in staat was om echt te doorgronden wat de anderen hadden meegemaakt. Je maakt deel uit van de familie en tegelijk ook niet.
Het probleem dat ik met Ik kom terug heb, is dat de verteller nog steeds vanuit een verongelijkte positie reageert en dan ook nog in heel lelijke taal: ‘De wanhoop uit mijn jongensjaren kwam terug.’ ‘Op mijn negentiende verliet ik het ouderlijk huis en likte de wonden van de moederliefde.’ Op die zin volgt: ‘Sindsdien hield ik afstand, als ik iets van haar had geleerd was het dat wel.’ Zo wordt de moeder door de schrijver continu geportretteerd, geframed zou je tegenwoordig moeten zeggen: als een koude, afstandelijke vrouw en daarmee zit de verteller nadrukkelijk tussen het verhaal van de moeder en de lezer, want je wordt gedwongen om in die interpretatie van de verongelijkte zoon mee te gaan. Wat citaten op een rijtje:
Haar stem klonk vertrouwd, maar die toon? Zonder enige emotie. Toch schreef ik alles op. Net zo kil.
Ook haar hardheid raakte me – wat een overlever was het toch. Maar al bij de eerste aanraking trok ze haar handen terug onder tafel.
Mijn moeder werd onmogelijk.
Onze woede hield me in z’n greep. Woede is ook liefde, tastbaar in de nacht.
Ik dacht dat ik het allemaal achter me had gelaten, maar ik ben nog steeds een aanhankelijke zoon op zoek naar een liefhebbende moeder.
Ik kromp tot knecht. Maar mijn hand verlangde naar een zweep.
Ja, soms was het een oprecht slecht mens.
Pas op het einde van haar leven en het boek wordt de moeder wat scheutiger met verhalen over haar verleden. In een brief van een Duitse arts – een huisvriend en wellicht een minnaar van de moeder, die ziek en uitgemergeld is teruggekeerd van de Birma-spoorlijn waar hij als chirurg in een hospitaal de wreedheid van de Japanners meemaakte – krijg je even een glimp van de onnoembare hardheid van haar verleden. Van Dis komt ‘s nacht niet in slaap en denkt terug aan zijn jeugd en aan het oorlogstrauma van zijn vader.
En ik maar stompen en trappen en schreeuwen. Wou weten en nu ik wist, wist ik niet wat het met me deed. […] Ik vocht mijn eigen oorlog. Altijd al. Kwartiertje in de ochtend, kwartiertje in de middag en ‘s nachts om drie uur een kwartiertje. Als miljoenen wakker liggen. Alleen.
Ik kom terug is geen moederboek. Het is opnieuw het boek van een zoon die niet is opgewassen tegen het verleden van zijn ouders. Die onmachtig blijft, omdat zijn eigen sores in de schaduw blijft staan van het leed van de anderen. Dat is de blik waarmee je dit boek leest. Het echte moederboek moet hij nog schrijven, maar dan moet hij zichzelf uit dat verhaal schrappen.
Coen Peppelenbos




Mening

Ik heb dit boek gekozen omdat ik tijdens de les had gehoord dat dit boek de libris literatuurprijs had gewonnen. Dit boek heb ik dan ook binnen 5 dagen uitgelezen, terwijl ik niet een snelle lezer ben. Het boek is erg makkelijk te lezen.


Ik vond dit een prachtig boek, de thema’s vind ik ook erg mooi. Het gaat over een moeizame moeder-zoon verhouding. Verder schrijft hij heel mooi poëtisch. Ik raad dit boek zeer aan!

Monte Carlo -Peter Terrin

LIBRIS LITERATUURPRIJS

Zakelijke informatie

Titel:                   Monte Carlo
Auteur:                   Peter Terrin
Uitgeverij:            De Bezige Bij
Uitgegeven:           2014
Aantal pagina’s:           176
Oorspronkelijke taal:   Nederlands
Genre:                   Psychologische roman
Thema:                   Noodlot, Godsdienst, eenzaamheid

Pitch


(Isha Anwar)
Monte Carlo is het best boek dat je maar kunt lezen. Het is niet alleen prachtig geschreven, maar het leest ook nog eens erg makkelijk. Je leest er zo door heen. Bovendien bevat dit boek korte hoofdstukken, dus het is niet erg langdradig. Erg fijn! De thema’s die aan bot komen spreken een groot publiek aan, dus het is geen saai literair boek dat je bent gewend, dit is anders, alsof je zelf een avontuur beleefd: meeslepend. Al met al is het een meesterwerk!

(Blanche Jibikila)
Tijdens het lezen van het boek Monte Carlo was de verleiding om naar Monaco te vliegen. Het verhaal is inhoudelijk uitstekend, het is een zeer meeslepend verhaal. Het gaat over een automonteur, vlak voor een belangrijke wedstrijd gebeurt er iets fataal, maar om dat te weten te komen moet je het boek lezen!
De thema’s van het boek zijn: Hoop, dromen, misverstand, eerherkenning, onbedankte held en godsdienst (Preston gelooft in een God die een soortige evenwicht op aarde behoud.)

(Paulien Lous)
Wat ook duidelijk naar voren komt is dat je je net te ver laat meevoeren in de eigen belevingswereld. Peter Terrin verteld het verhaal door gebruik te maken van metaforische zinnen. Als je eenmaal begint te lezen, krijg je de neiging om niet meer te stoppen en het boek in een keer uit te lezen. 

Juist vanwege de thema's die Blanche noemde, zoals hoop en dromen, sluit dit thema goed aan bij de leeftijdscategorie van 12 jaar en ouder. Misschien is 12 nog net iets te jong, maar vanaf een jaar of 14 is het zeker goed te begrijpen. Hoop en dromen zijn namelijk voor iedereen belangrijk, het maakt niet uit hoe oud uit je bent. Voor jongeren om dromen te ontwikkelen en voor volwassenen om verder te blijven dromen.


Verder is het boek alles behalve saai om te lezen, niet langdradig, er zit spanning in, makkelijk taalgebruik, goed te volgen, het stond op het punt om de Librisprijs te winnen (wat het helaas niet heeft gewonnen, maar dat maakt het niet minder goed), het is niet oud en al helemaal niet dik; vooral als je weet dat er ook veel wit tussen de regels op de pagina’s staat. Volgens mij zijn dat genoeg redenen om dit boek wél te lezen. En zodra je denkt: nee, stom boek, hartstikke levenloos. Dan heb je het mis, want het is totaal niet slaapverwekkend of truttig. En aangezien wij het einde niet verklapt hebben, maakt dat het juist nog leuker! Lezen dus!

Boekverslag


Auteur

Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968) is een Vlaams schrijver. Hij studeerde aan de Universiteit Gent en won in 2010 de Europese literatuurprijs met zijn boek De bewaker. Terrins eerste bundel verscheen in 1998 en kreeg de naam De Code mee. In 2001 volgde zijn eerste roman, Kras. Hij werd twee keer genomineerd voor de Ako Literatuurprijs voor zijn roman Blanco en verhalenbundel De Bijeneters en won op 29 oktober 2012 deze prijs voor zijn roman Post Mortem. In 2010 werd zijn boek De bewaker ook genomineerd voor de Libris Literatuurprijs. Mede voor zijn laatste roman Post mortem werd hij genomineerd voor de Halewijnprijs 2012.

Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Peter_Terrin

Extra Informatie

Hoe is het boek Monte Carlo geschreven?

Het boek bestaat uit 3 delen die vervolgens onderverdeelt zijn in een aantal hoofdstukken
* Deel 1: Monte Carlo (bestaat uit 15 hoofdstukken)
* Deel 2: Altstead (bestaat uit 54 hoofdstukken)
* Deel 3: Monte Carlo (bestaat 12 hoofdstukken)

Het verhaal is in chronologische volgorde geschreven. Het begint op mei 1968 en eindigt op juli 1969. Af en toe komen er flashbacks voornamelijk naar de jeugd van Preston. De verteller is een alwetende verteller. Het verhaal is zeer helder geschreven waardoor het ook gemakkelijk word om als scholier dit boek te lezen. De zinnen zijn soms metaforisch, waardoor je ze twee of meer keer moet lezen. Het is een erg beknopte roman en daardoor ligt het vertel-tempo ook erg hoog.

2. Wat is het doelgroep en past de taal bij de doelgroep?

Het doelgroep is jongeren vanaf ongeveer 12 jaar en volwassenen. Het verhaal is er helder geschreven en het bevat niet zozeer moeilijke woorden. De taalgebruik is dus zowel toepasselijk voor jongeren als voor volwassenen.

3. Is het verhaal inhoudelijk goed?

Het verhaal is inhoudelijk uitstekend, het is een zeer meeslepend verhaal. Het eerste deel; Monte Carlo beschrijft het incident dat plaats neemt in Monaco waar Preston Dee Dee redt. Het tweede deel; Altstead beschrijft de afwikkeling van de gebeurtenis. Preston krijgt de eer niet toegeschreven dat hij Dee Dee heeft gered. Het laatste deel; Monte Carlo speelt zich ongeveer een jaar na het incident af. Preston gelooft nu in een soortige goddelijke evenwicht. Hij gelooft dat hij niet de eerherkenning zal krijgen maar Dee Dee zal wel gestraft worden voor haar ondankbaarheid.


4. Wat zijn de thema’s van het boek.

Belangrijke thema’s zijn:

* Hoop
* Dromen
* Misverstand
* Eerherkenning
* Onbedankte held
* Godsdienst
Preston gelooft in een God die een soortige evenwicht op aarde behoud.
* Net te ver laten meevoeren in de eigen belevingswereld


Bronnen

Recensies


Grommende en glimmende bolides
Recensie door Cilla Geurtsen

Mocht iemand ooit nog een voorbeeld zoeken van het literaire stijlmiddel vertraging, dan kan er gestopt worden met de zoektocht. Maar liefst 30 pagina’s gebruikt Peter Terrin voor de beschrijving van een ongeluk tijdens de Grand Prix van Monaco in 1968. 30 zinderende pagina’s waarin de hitte van het papier afspat. Terrin zoemt op elk detail in. Je hoort, voelt, ziet, ruikt en proeft zelfs bijna de grommende en glimmende bolides die staan te wachten voor de start. Zintuiglijker gaat proza zelden worden en ook door de opmaak van de vaak korte hoofdstukken lijkt het soms zelfs bijna of je met poëzie te maken hebt in plaats van met proza.

Jack Preston, een eenvoudige monteur uit het Engelse stadje Aldstead weet het tot monteur te schoppen bij de formule 1 stal van Lotus. Vlak voor de start van de Grand Prix is er wat gedoe met de reclame die op de auto te zien is en Preston is bezig deze reclame te beplakken. Ondertussen maakt de prins van Monaco zijn entree. ‘De prins glundert. De belangrijkste dag van het jaar verloopt helemaal volgens plan. Met het verplichte diner achter de rug, met de praatjes tot een bevredigend eind gebracht, zoekt hij de hand van zijn Amerikaanse vrouw. Ze is zo elegant als haar ouders met haar naam hebben voorspeld.’
En dan komt de razend populaire actrice Deedee het circuit op lopen. Enkele secondes later slaat de vlam in de pan en Jack Preston beschermt DeeDee met gevaar voor eigen leven. Een actie waarbij hij zelf voor het leven wordt getekend. Eenmaal thuis hoopt Jack Preston op een reactie van de ondertussen wereldberoemde actrice, ze speelt zelfs de rol van Emma Peel in de serie De Wrekers. En waar de bescheiden Jack Preston blijft hopen op erkenning van zijn heldendaad, vermoed je als lezer al snel wat anders. De ruwe werkelijkheid en de misschien zelfs wel psychotische waanbeelden van Preston liggen mijlenver uiteen.
Peter Terrin heeft met Monte Carlo een prachtige roman afgeleverd. De hoop op een nieuw, ander leven van Jack Preston weet Terrin magistraal op papier te vangen. Verder zit Monte Carlo heel ingenieus in elkaar. De voortdurende perspectiefwisselingen zorgen ervoor dat je als lezer meer weet dan de personages. Daarnaast flirt het boek met de realiteit, het ongeluk heeft in het echt nooit plaatsgevonden, maar veel andere elementen uit het boek bevatten wel een kern van waarheid. Het boek doet mij in de verte dan ook wel wat denken aan het werk van Ian McEwan, ook al zo’n meester in het beschrijven van de desillusie.





Peter Terrins 'Monte Carlo'
Door Jeroen Vullings
23 mei 2014 Leestijd: 7 minuten

In Peter Terrins nieuwe roman ‘Monte Carlo’ redt een monteur de filmster Deedee. Maar ze komt het nooit te weten. Een eigentijds hermansiaans drama.
Peter Terrin verbeeldt in zijn nieuwe roman Monte Carlo zijn geboortejaar 1968. Wie dat jaartal noemt, krijgt vrijwel zeker te horen: mei ’68, Parijs, studenten, Sartre, revolutie. Zoniet in Terrins zesde roman. In een bijzin wordt vermeld dat de studenten óók dol waren op de immens populaire jonge filmster Deedee, en daar blijft het bij. Terrin schetst in zijn geacheveerde proza de verzonken wereld van toen, die uit aanmerkelijk meer bestond dan revolutionair elan. 

Het is een wereld van standsverschil, enerzijds van glamour die berustte bij royalty en filmsterren, anderzijds van kleine luyden die voor een televisie-uitzending naar het café gingen, alwaar zo’n modern apparaat huisde. Maar het was ook een wereld die op kantelen stond. Niet zomaar koopt de Engelse automonteur Jack Preston, de held in deze roman op gul novelleformaat, tegen het slot een kleurentelevisie – op krediet.

Het eigentijdse thema is dat van de onbedankte held

En in Terrins weergave is het geloof niet meer een troostbrengend iets dat verzoent met sociale ongelijkheid en moedwil en misverstand in het ondermaanse. Nee, allengs blijkt dat geloof samen te vallen met de verontrustende binnenwereld van monteur Jack: ‘Hij dacht hardop, of hij bad tot God: het verschil tussen beide was niet meer te bepalen.’ Het gaat dan om zulke gedachten, dat de geconditioneerde lezer weet: dit gaat mis in zijn geest, er volgt een implosie of daarbuiten een explosie. 
pastedGraphic.pdf
Illustratie: Siegfried Woldhek
Held (van zijn tijd)
Vakman Terrin is als schrijver een hermansiaan. Thematisch, in de zin van een universum geregeerd door moedwil, misverstand en nihilisme. Het is geen toeval dat er door een Franse toeschouwster een foto gemaakt wordt van de ongeziene heldendaad van Jack: hij zou filmster Deedee van een ontvlammende benzinewolk gered hebben op het circuit van de Grand Prix Formule 1 in 1968. 

Hij beschermde haar door over haar heen te vallen. Het vuur verminkte zijn rug en gezicht zodanig dat hij terug moest naar zijn dorp Alstead in Engeland, waar zijn vrouw, de naaister Maureen, op hem wacht. Een held (van zijn tijd) dus. Alleen krijgt de wereld daar geen bewijs van te zien. In de media wordt de besnorde lijfwacht die Deedee en Jack uit het vuur wegtrok, uitgeroepen tot de grote redder. En Deedee laat niets horen aan Jack, al blijft hij hopen op een bedankje. 

Hij verwacht wat van haar: ‘Natuurlijk had ze een plan – daar had hij nooit aan getwijfeld. Ze was meteen na afloop van de grand prix samen met haar entourage rond de tafel gaan zitten, broedend op een gepast antwoord.’ Schrijnend is hoe Jack en zijn vrouw naar de pub gaan om te kijken naar een televisie-interview met Deedee, die in de populaire serie De Wrekers de vrouwelijke helper van John Steed zal gaan spelen. 

Op de slotvraag wat ze het Engelse volk wil zeggen, klinkt het uit haar zwoele mond: ‘I love you.’ Aha! I love you, hoort Jack. De klemtoon op het laatste woord, dus een boodschap voor hém, ‘haar engelbewaarder’. Anders had ze wel ‘I love you all’ gezegd. Logisch. De dorpelingen zien Jack daarentegen als een even grote idioot als de verwaarloosd rondbanjerende zwakbegaafde Ronny. 

Het is pijnlijk – en doctrinair hermansiaans – dat de wereld de foto van het moment dat de vuurzee hem bereikte, nooit te zien zal krijgen. Want de fotografe breekt haar nek en de brave echtgenoot zal niet kijken in het kleine doosje met haar ‘geheimen’ – waaronder die voor Jack cruciale foto – dat mét haar begraven wordt. Een saluut van Terrin aan De donkere kamer van Damokles

Weerbarstig moertje
Misschien ontstaat door het bovenstaande het beeld dat Terrins proza stem verleent aan Hermans d’outre tombe. Alsof hij niet meer dan een epigoon is. Dat wil ik met klem ontkennen. AKO-prijswinnaar Terrin is merkbaar aangeraakt door W.F. Hermans, maar in zijn boeken schept hij een eigen wereld. Een naargeestige wereld, niet zelden met een zekere kilte en afstandelijkheid opgeroepen. Blanco (2003), De bewaker (2009), Post Mortem(2012) zijn geslaagde romans waarin hij niet meer aan de hand loopt van de intimiderend grote bovenmeester W.F. Hermans. 

Het eigentijdse, eigen thema in Monte Carlo is dat van de onbedankte held. Denk recentelijk aan Heleen Mees die nooit persoonlijk contact zocht met de voor haar borg betalende loodgieter Leon Alfonso, zoals uitvoerig bericht in De Telegraaf. Ook Jack is zo’n radertje in de machine. Hij kent zijn plaats, maar door zijn sleuteltalent wordt hij opgetild: hij mag deel uitmaken van het Lotus team.
pastedGraphic_1.pdf
En daar gaat het al mis, luidt de suggestie in deze alwetend vertelde roman, die speelt met een conservatieve hang naar een pre-revolutionaire (mei ’68) sociale orde. Jack is als het moertje dat losgeschroefd wordt: ‘Een weerbarstige moer kon zijn doen en denken opslorpen tot hij van top tot teen een gespierde mechaniek werd, met geen ander doel dan een stukje ijzer van een ander stuk ijzer los te maken.’ De tragiek is dat hij zichzelf losschroeft, met labiliteit ten gevolge. Dan gaat het geestelijk mis. 

Hij is ontslagen, maar droomt dat Enzo Ferrari zelf tot hem spreekt en hem een baan aanbiedt: ‘Hij die voor schoonheid door het vuur gaat, hoort thuis bij Ferrari.’ Het bidden wordt steeds heviger: ‘In de kerk knielde Jack Preston op de voorste bank; zijn dialoog met God was door al het voorgaande persoonlijker geworden.’ Verderop: ‘Jack Preston voelde Gods genade.’ En: ‘De Heer was met hem.’
De begeerte verpersoonlijkt
Het is hem niet genoeg dat zijn vrouw hernieuwde bronst voor hem voelt, door zijn verminkte lijf, of doordat hij eventjes is aangeraakt door roem. Hij is haar held, zoals ze zegt. Nee, hij richt zich op Deedee. Er moet wat met haar. Wat, dat laat de geraffineerd doserende verteller Terrin sinister in het midden. Maar zo’n zin uit de hersenpan van degene die zich tot haar stalker lijkt te ontwikkelen, is niet aangenaam: ‘Ze was de begeerte verpersoonlijkt, terwijl haar een onschuld, een onbevangenheid bleef aankleven die iedereen ontwapende.’

Een saluut van Terrin aan 'De donkere kamer van Damokles'

Goed, dat hij niet bedankt wordt door Taxi Driver) en Deedee als prinses Diana, denken we. Laat ik het er niet-spoilend op houden dat Monte Carlo zich knap onttrekt aan de gerezen lezersverwachting. 

Van meer belang dan je in het wat steriel vertelde fragmentarische begin van deze broeierige roman vermoedt, zijn stervelingen een speelbal van de elementen. Terrin personifieert niet toevallig het verzengende vuur, met ‘het geluid van een reusachtig, naar zuurstof happend beest’. Dat metaforische begin luidt het geladen menselijke drama in dat zich voor de vermoedelijk toch al labiele Jack voltrekt. Dat is de voor romantici desillusionerende gang van de wereld, zegt Terrin in deze harde parabel.


Bron: http://www.vn.nl/Artikel-Literatuur/Peter-Terrins-Monte-Carlo.html

Mening

De mening staat beschreven in de pitch (bovenaan dit artikel)




Poezie


Gedicht 1.

Ik vind dit gedicht door twee redenen bij dit verhaal passen ten eerste omdat hij denkt dat God Deedee zal straffen voor haar ondankbaarheid. Ten tweede omdat hij dankbaar is dat God Deedee zal straffen en hem belonen voor zijn goede daden.


Dankbaar


In de kleine dingen
zie ik
Gods grootheid

een lach
een traan
kinderlijke wijsheid

een vogel fluit
water kabbelt
dankbaarheid vervult mij

ik fluister zacht
dank U God 
U bent erbij




Bron: http://www.leesgedichten.nl/natuur-gedicht/dankbaar-8592/

Gedicht 2

Dit gedicht vind ik bij mijn gekozen roman passen omdat het gaat over ondankbaarheid en over mensen die ondankbaar zijn en ook preston vraagt zich af waarom Deedee zo ondankbaar is 

Waarom ondankbaar

Waarom zijn de mensen zo vol haat
dat maakt mij vaak zo kwaad!
Ook ik hoor bij die mensen
ik zou mij zoveel beter wensen

Er is iemand die goed is voor altijd
die wil ik nooit meer kwijt

Hij stierf voor jou en mij
Weet je wat hij zei?
Jullie zonden zijn vergeven
daarvoor gaf ik mijn leven

Mijn dankbaarheid is groot maar toch zo klein
kon ik maar eeuwig dankbaar zijn
Bron: http://www.liefdesgedicht.nl/gedicht/9418/waarom_ondankbaar.html

Gedicht 3

Dit gedicht past bij mijn gekozen roman omdat Preston ook in zo een situatie bevindt hij heeft een droom dat hij ooit de aandacht van Dee Dee trekt maar hij weet van binnen dat dat onmogelijk is.

Ik had een droom

Ik had een droom
Ik had een droom dat ik de rest van mijn leven met jou zou delen
Ik droomde dat wij voor altijd gelukkig zouden zijn
Ik zou alles opgeven om met jou verder te gaan
Geld en bezittingen waren niet meer belangrijk voor mij
Ik droomde dat ik een nieuwe start met jou zou maken waar we iedere dag onze passies zouden waarmaken
Iedere dag doen waar wij innerlijk toe gedreven worden
Samen ieder ons eigen ik, totaal open voor alles wat je drijft en beleeft

Er stond een groot obstakel op het pad van mijn droom
De mensen die van mij houden en op mijn vertrouwen zou ik enorm verdriet moeten doen,
misschien zelfs hun hele leven stuk maken. Was die droom dit waard?
Het gevoel was sterk evanals de weerstand om het niet te doen en het verdriet van mijn dierbaren.
Toch ging ik mijn eigen drijfveren volgen, mijn eigen pad inslaan.

Jij maakt niet de keus voor mij.
Je hebt je hart reeds verpand.
Ik heb me steeds getroost met de gedachte dat jij de verstandigste keus maakt.
En misschien wilde je het ook helemaal niet.
Je hebt me behoedt voor het maken van een slechte keus

Vandaag ben ik wakker geworden uit mijn droom.
Ik doe nog steeds mijn eigen dingen, maar sluit weer aan bij mijn vertrouwde wereld.
De droom moet ik loslaten.
Ik denk er over mijn leven te verrijken met nieuwe bezittingen. Is dat dan wat ik echt wil?
De droom waarmaken samen met jou kan niet. En toch reageer je ook op mij.
Er zijn nog korte momenten waar ik een glimp van mijn droom zie.
We laten elkaar vrij, maar ik vindt het moeilijk om het los te laten.

Ik probeer het nu alleen en met de mensen die al in mijn leven waren en van mij houden.
Want ook zonder jou kan ik iedere dag mijn dromen proberen waar te maken.
Ook zonder mij kun jij iedere dag je drijfveren volgen.
Ook zonder elkaar kunnen wij best redelijk gelukkig zijn.

Ik denk nog vaak aan mijn droom
Bron: http://www.liefdesgedicht.nl/gedicht/47365/ik_had_een_droom.html

Mijn gedicht

Elke dag werd ik wakker 
met een hoop
met een droom
met  een wens

Dat jij me zou opmerken
Dat jij me zou bedanken

Dat jij mijn gestolen eer zou terugbrengen

Helaas ging ik elke dag weer slapen
zonder dat jij me opgemerkt had
zonder dat jij me bedankt had
zonder dat jij mijn gestolen eer teruggebracht had.

Elke dag gaf ik mijn droom weer op